De oudste kebaya’s in de museumcollectie

In de collectie van het Wereldmuseum Leiden zitten vele kebaya’s - blouses - uit voormalig Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Een groot deel daarvan zijn witte kebaya’s die vooral door Europese, Molukse en Peranakan-Chinese vrouwen werden gedragen. In dit wereldverhaal lees je over de oudste kebaya’s in de museumcollectie, en over twaalf witte kebaya’s met wit kant uit eind 19de eeuw met een verrassend verband met een familiegeschiedenis. 

Auteurs Sabine Bolk en Francine Brinkgreve

Groepsportret van drie dochters
Groepsportret van drie dochters van Hamangkoe Boewono VI, de sultan van Yogyakarta (1855-1877). Fotograaf Isidore van Kinsbergen, ca. 1875. (RV-A112-1-16)

UNESCO erfgoed

In 2024 werd de kebaya officieel ingeschreven als Unesco immaterieel erfgoed in Brunei, Indonesië, Maleisië, Singapore en Thailand. De kebaya wordt daar - maar ook buiten Zuidoost-Azië - nog steeds dagelijks gedragen, al is het vooral tijdens speciale gelegenheden. In 2023 riep de president van Indonesië 24 juli uit tot National Kebaya Day. 

“Kebaya is een top die opent aan de voorkant, vaak gedecoreerd met complex borduurwerk en gedragen met sluitingen zoals broches of knopen. Dit komt voor in verschillende lengtes en kan gedragen worden met een passende sarong (heuprok)”, aldus Unesco. Al zijn er vele kebaya’s gedecoreerd met borduurwerk, er zijn er net zoveel in effen en bonte stoffen zonder borduurwerk. De kebaya is zonder (zichtbare) knopen maar de huidige varianten hebben toch vaak drukknoopjes, haakjes of zelfs een rits. 

Hoe ziet een kebaya eruit

De geschiedenis van de kebaya is jammer genoeg niet goed gedocumenteerd en is voornamelijk dankzij fotografie te bestuderen. Zoals ook in Europa, had ook de rijkere bovenlaag in Nederlands-Indië, meer toegang tot fotografie en hierdoor zijn kebaya’s uitgebreider vastgelegd.

De kebaya was niet de oorspronkelijke bovenkleding in Zuidoost-Azië. Een kemben (borstdoek) of simpelweg niks was lange tijd gangbaar. De baju (een korte of lange jak) en kebaya zijn ontstaan door verandering in geloof en door kolonisatie. 

De eerste kebaya’s waren veelal lang tot onder de knie en van een gekleurde, geweven of bedrukte stof gemaakt. Ze werden door alle bevolkingsgroepen gedragen, maar in de 19de eeuw onderscheidden de koninklijke en rijkere families zich door brokaat of fluweel in donkerdere kleuren te kiezen. 

Bijschriften

1. Een Raden Ayu - een Javaanse dame van adel - draagt een donkere kebaya van fluweel. Fotostudio Woodbury & Page, ca. 1875. (RV-A39-89)

2. Deze pop (ca. 1893) stelt Raden Ayu Adipati, de echtgenote van de Regent van Bandung, voor. Samen met vele andere klederdrachtpoppen werd deze pop aangeboden aan kroonprinses Wilhelmina voor haar 13de verjaardag. (RV-1108-36)

3. Tekening door Antoine Auguste Joseph Payen (1792-1853). (RV-60-79e31)

De oudste bewaard gebleven kebaya’s

In de collectie van het Wereldmuseum zijn zes kebaya’s  uit de 19de eeuw aanwezig die ons een unieke blik geven op de dagelijkse kleding van vrouwen in voormalig Nederlands-Indië. 

Bijschriften 

1. Kebaya van blauwe stof, vermoedelijk afkomstig van het Molukse eiland Ambon Geëxposeerd op de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1878. (RV-300-198)

2. Kebaya van rode bedrukte stof, vermoedelijk afkomstig van het Molukse eiland Ambon Geëxposeerd op de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1878. (RV-300-201)

3. Kebaya van donkerrode brokaat stof met roze patroon. Geëxposeerd op de Wereldtentoonstelling in Amsterdam in 1883. (RV-370-611)

De kebaya’s kwamen allemaal via de koloniale wereldtentoonstellingen terecht in de museumcollectie. Drie daarvan werden na de Wereldtentoonstelling in 1883 in Amsterdam geschonken door plantage-eigenaar Karel Holle (1829-1896) aan het Koloniaal Museum in Haarlem. De collectie van dit museum kwam uiteindelijk in het Tropenmuseum terecht, het huidige Wereldmuseum Amsterdam. 

Vermoedelijk waren de in totaal twaalf kostuums afkomstig van de Sudanese bevolking bij Holle’s plantage Waspada in Garut, West-Java. We weten niet of deze kledingstukken ook gedragen zijn door mensen die moesten werken voor Karel Holle. De afzonderlijke kledingstukken worden niet benoemd, alleen een algemene verwijzing naar gender, stand en gebruik. Deze oude collectiestukken geven een zeldzame blik op wat vrouwen lokaal droegen. Wat opvallend is, is dat de door Karel Holle geschonken kebaya’s al qua lengte op de heup vallen, en niet meer lang over de knie.

Bijschriften 

1. Zo zou deze dieppaars, glanzende kebaya onderdeel zijn van het ‘vrijdagsch pak van een gewone hadji, vrouw’ volgens Karel Holle. (TM-H-242b)

2. Deze kebaya van rood-witte katoen zou een dagelijks kledingstuk zijn van een “vrouw van aanzien” volgens Karel Holle. (TM-H-239b)

Witte kebaya in overvloed

Bijschriften

1.Wilhelmina Margaretha Martherus (Ceribon 1841 - Semarang 1896), afkomstig uit een Armeense familie. Haar vader Stephanus (1808-1856) was geboren in Isfahan, toenmalig Perzië. Haar moeder Elisabeth Victoria Victor (1824 Ceribon - 1859 Ceribon) was een dochter van Rosi (een inheemse vrouw) en Johannes Victor. Geschilderd door Jan Daniël Beynon, circa 1873. (TM-1913-1)

2. Deze kebaya is gedecoreerd met wit borduurwerk. (RV-4827-23)

3. De kantrand is aan de binnenzijde aan het voorpand zorgvuldig om de hoek geplooid. Kostbare kantranden konden op deze wijze hergebruikt worden in een ander kledingstuk. (RV-4827-15)

De draagwijze en verspreiding van de kebaya door Zuidoost-Azië en daarbuiten werden beïnvloed en veranderd door de koloniale geschiedenis. In de koloniale tijd droegen met name vrouwen in Europese, Molukse en Peranakan-Chinese kringen witte kebaya’s in voormalig Nederlands-Indië, maar ook in Maleisië en Singapore. Vanaf 1780 komen deze witte kebaya’s voor op o.a. schilderijen en tekeningen. Deze zijn vrij lang en los. De kebaya valt ver over de knie waaronder slechts een klein deel van de sarong te zien is. De sarong zelf wordt dan ook redelijk los vallend gedragen. Vanaf 1870 verandert de witte kebaya van stijl in de versie die nu als typisch (Indo-)Europees gezien wordt. 

Deze witte kebaya valt op de heup, is recht afgesneden en afgezet met kant of borduurwerk. Vermoedelijk is dit een oosterse variant op de blouses uit de 19de eeuw die we kennen uit de Victoriaanse tijd (1837-1890). 

Deze kebaya’s in de museumcollectie zijn veelal geschonken door familie van de dragers zonder verdere informatie. Maar toch is nog van alles te achterhalen. Zo ook over de schenking van twaalf witte kebaya’s in 1975.

Een schenking van twaalf witte kebaya’s 

In 1975 schonk Anton Krieger (1923-1999) twaalf witte kebaya’s aan Rijksmuseum voor Volkenkunde, nu Wereldmuseum Leiden. Hij was destijds medewerker bij de Japan collectie in dit museum. Hij was de zoon van Prof. Dr C.C. Krieger (1884-1970), die van 1927-1949 conservator van de afdeling Japan en China was, en van Anna Jeanne Marie van Vleuten (1889-1954). Zij zijn de grootouders van Francine Brinkgreve, tot voor kort conservator Insulair Zuidoost-Azië, ook in hetzelfde museum. 

Helaas is bij de schenking van de kebaya’s en sarongs niet vermeld wie van de familie de kebaya’s en sarongs heeft gedragen. De kebaya’s vertonen draagsporen, zijn allemaal van wit dun katoen, kort en recht, omrand met kant of opengewerkt borduurwerk (broderie). De mouwen zijn recht of afgerond aangezet op twee na. 

Deze twee kebaya’s hebben een vierkant inzetstuk in de mouw wat verraadt dat dit een ouder model kebaya is. Omdat het merendeel een aangezette mouw heeft zullen de kebaya’s rondom de eeuwwisseling zijn gemaakt, dus tussen 1890-1910. Dit geeft ons enkele mogelijke dragers. 

Bijschriften

1. Witte kebaya met brede kantrand, vervaardigd uit drie stroken kant. (RV-4827-25)

2. De losse strook kant is vervaardigd in Palembang. Dit kant is afkomstig van de collectie van het voormalig Tropenmuseum, nu Wereldmuseum Amsterdam. Het komt overeen met het kant dat gebruikt is in kebaya RV-4827-25. (TM-1698-405a)

Bijschriften

1. In de kebaya’s zijn verschillende draagsporen te vinden, zoals reparaties bij de schouder. Kebaya’s scheuren vaak op deze plek. Preventief werd er daarom bij witte kebaya’s een extra stuk stof in de nek bevestigd. (RV-4827-16)

2. Kleine reparaties zoals deze stoppages laten zien dat kleding lang doorgedragen werd. Soms zijn er meerdere kleine en grote reparaties. (RV-4827-18)

3. Deze verkleuring is misschien niet van het dragen, maar van het bewaren op een te zonnige plek. (RV-4827-24)

Verbonden met een familiegeschiedenis

De drager van deze kebaya’s zou de grootmoeder van Francine Brinkgreve, tevens de moeder van de schenker Anton Krieger, kunnen zijn geweest - Anna Jeanne Marie van Vleuten, geboren in Batavia in 1889, het huidige Jakarta op Java. Op familiefoto’s draagt zij echter altijd de Europese mode van die tijd. Dit wil niet zeggen dat ze geen kebaya droeg. Het was niet ongebruikelijk om een kebaya en sarong alleen thuis te dragen. Maar deze kebaya’s zijn qua stijl toch eerder van voor 1910, wat haar misschien net te jong maakt om de drager te zijn. 

Studiofoto van Anna Maria van Vleuten-ten Cate
Studiofoto van Anna Maria van Vleuten-ten Cate (05-12-1834 Maastricht – 14-05-1907 Batavia), gemaakt door studio Charls & Van Es & Co in Batavia, tussen 1890 en 1900. © Francine Brinkgreve.

Of de kebaya’s werden gedragen door Francine Brinkgreve’s overgrootmoeder Adrienne Jeanne Maria van Vleuten-Groenemeyer (1869-1919) of haar betovergrootmoeder Anna Jeanne Marie van Vleuten-ten Cate (1834-1907). De laatste, is wel gefotografeerd in een witte kebaya met een zeer brede kantrand en een sarong in een geruite stof. Deze kebaya hebben we niet kunnen matchen met één van de twaalf kebaya’s in de collectie. De stijl van de kebaya op de foto komt wel overeen met vier die dezelfde gehoekte aanzetrand hebben voor het kant. Dit laat ook zien dat de kebaya’s eerder van rond 1900 zijn, dan ervoor. 

Dit maakt Adrienne Jeanne Maria van Vleuten-Groenemeyer de meest waarschijnlijke drager. Vrouwen die rond de eeuwwisseling in een witte kebaya werden gefotografeerd poseren vaak met hun pasgeboren kind. De kebaya en sarong werden mogelijk als zwangerschapskleding gebruikt. 

De zwangere Eugenie Mertens staat in de keuken van haar huis
De zwangere Eugenie Mertens staat in de keuken van haar huis in Soerabaja (nu Surabaya) in 1906. Fotograaf onbekend. (TM-60050734)

Kebaya in beeld brengen

De collectie van het Wereldmuseum vertelt een deel van de geschiedenis van de kebaya. Naast de witte kebaya’s in Europese stijl zijn er vele andere kebaya’s, vooral uit Java maar ook van de andere Indonesische eilanden en elders. Bestudering van de verschillende kebaya’s én foto’s helpen om de geschiedenis van kebaya’s in beeld te brengen. Hierover meer in het volgende Wereldverhaal. 

Bijschriften 

1. De (achter)kant van een huis, bij de keukendeur. Deze foto is waarschijnlijk in Nederland rond 1940 gemaakt. Fotograaf onbekend. Met dank aan Museum Nusantara (1962-2013) (7082-S-4410-225)

2. Kebaya patroon uitgeknipt uit patroonpapier van voor 1966. (TM-3585-1a)

3 en 4. De museumcollectie bevat een serie kebaya punten met borduurwerk afkomstig uit Singapore begin jaren 90. Deze stijl in kebaya wordt ook wel Kebaya Encim of Nyonya genoemd en wordt in het algemeen gedragen door de Peranakan-Chinese gemeenschap. (TM-5528-35 en TM-5528-48)

Over de auteurs

Sabine Bolk is een Nederlandse beeldend kunstenaar, en batikonderzoeker sinds 2009. Van 2019 tot december 2021 was Sabine een Research Associate bij het Research Center for Material Culture in Leiden voor onderzoek naar batiks in Nederlandse collecties en archieven. In haar huidige onderzoek ligt de focus niet alleen op de maker, maar ook op de drager. Vanaf 2023 doet ze samen met auteur Dido Michielsen onderzoek naar de witte kebaya in het project ‘De betekenis van de witte kebaya’.

Francine Brinkgreve was werkzaam bij het Wereldmuseum als conservator Insulair Zuidoost-Azië. Sinds haar pensionering is zij vrijwilliger bij het museum.